zaterdag 22 september 2012

let's have a talk


Wat is het ergste dat ik over jou kan vertellen?


Van de dokter. Ze zouden je niet geloven. Ze zouden denken dat je in de val van mijn leugens bent gestapt. Je uitleggen dat ik al zo vaak heb gelogen dat ik niet meer weet hoe ik het niet moet doen. Dat ik dit doe om aandacht te krijgen. Omdat ik zogenaamd zoveel te kort ben gekomen vroeger. Zo zielig ben. Nou. Ik ben niets te kort gekomen. Ik kreeg alles wat mijn hartje begeerde. Ik had barbies en poppen en een hartstikke mooi kamertje. Mijn moeder was altijd thuis en we gingen twee keer per jaar op vakantie. Er zijn er echt die het wel slechter getroffen hebben maar in plaats van blij te zijn met wat ze heb doet ze dit.


Je zult ze gaan geloven. Ze kunnen je voorbeelden noemen. Je zult kijken naar de mooie leren banken, geen tv zien (weggewerkt), geen computer of administratie zien (weggewerkt) en de ranzige keuken zul je niet zien (deurtje dicht). Mijn moeder zal jou niet de blikken geven die ze mij toont. Je gaat twijfelen aan het verhaal dat ik je vertel. Mijn moeder zal je zeggen dat ze me nooit alleen zou hebben gelaten met de dokter dus dat het helemaal niet kan. Dat ze als moeder echt precies weet wat haar dochter voelt. Je krijgt koffie van het mooie servies uit de servieskast. Mijn moeder breekt een noodpak koekjes aan. Ze zijn over de datum en dat kun je zien dus je zult het niet aannemen, maar dan zijn ze wel aangeboden. Zo hoe een goed gastvrouw betaamt. Mijn moeder zal wat grapjes maken, waarvan zeker de helft zo vals sarcastisch dat je er van in de war raakt en niet weet of je er om moet lachen of het als een belediging moet zien. Mijn vader zal waarschijnlijk weglopen. Er ligt geen stof, nergens, en als je bezoek is aangekondigd zijn de dagelijkse planten naar de bijkeuken en staan er verse bloemen. Er staan geen lijstjes, met foto’s, anders dan die van hun ouders (bijna volledig overleden). Er liggen geen boeken, geen breiwerk, geen kranten of folders. Je kunt zien dat er geleefd wordt door het secretaire. Waar stickers liggen die altijd handig zijn om te bewaren, maar niet meer plakken. Pennen zonder veertje maar de inkt zit er nog in en lege enveloppen die als boodschappenlijstje gebruikt kunnen worden.


Het is me toch wat. Zoiets zal ze zeggen. Dat ze er helemaal rillerig van is geworden. Dat ze toch dacht dat het de laatste jaren echt goed met me ging. Ik kreeg weer wat kleur op mijn wangen en ik werd wat voller. Of dikker. Dat woord zou ze ook nog wel kunnen gebruiken. Ongelofelijk. Dat ze hoopt dat je me kunt helpen om te stoppen met liegen.

En jij zult het geloven.

zaterdag 18 augustus 2012

nep babies


Lief hé? Dit zijn reborns. Het zijn geen echte babies. Je kunt de ogen sluiten en de fronzen vegen. Je kunt de beentjes strekken en buigen. Je kunt de armpjes op je heen draperen en doen alsof het je vast houdt. Het huilt niet, het poept niet en het heeft niet nodig. Ze gaan niet dood. Dat zijn ze al.

Je betaald zo’n 500 tot 800 euro voor zo’n pop en dan heb je een levensechte baby in huis gehaald. Nee. Niet echt. Het is een pop. Vrouwen over de hele wereld laten hun kindjes, al dan niet dood, namaken om ze vervolgens vol trots te laten zien aan hun omgeving. De pop gaat mee naar de supermarkt, naar verjaardagen en allerhande activiteiten. Deze dode baby leent zich daar uitstekend voor. Liefhebbende echtgenoten, vriendinnen en familie kijken met een mix van verbazing en walging naar pop en pasgeboren moeder, niet wetende wat ze met de situatie aanmoeten. Wanneer echtgenoten een nee uitspreken tegen het in huis halen van een pop, die verdomd veel lijkt op de dode baby die ze een half jaar geleden begraven hebben, schiet de verloren moeder in de wanhoop en de paniek. En verdriet. Het lijkt op een kinderwens, maar dan nee. Niet echt. Het is een pop.

Ik dacht serieus dat ik in de maling werd genomen toen we dit op tv zagen. Als je nou zo nodig de behoefte hebt om met iets te zeulen dan kun je een zak rijst kopen en die een jurkje aan doen. Noem dr lisa en je hebt een nep baby. We werden niet in de maling genomen. Dit is echt. Het is in Nederland opkomend en als de rest van het land net zo tolerant is als ik dan zal het wel de volgende stille epidemie onder huismoeders worden. Gelijk aan alcohol of medicijnmisbruik, depressie of ongelukkig zijn. De breiclub van vroeger klinkt ineens zo slecht niet.





dinsdag 7 augustus 2012

re/view


De haptotherapeut zit achter mij. Ik heb alleen nog maar mijn ondergoed aan en heb een handdoek om gekregen. Ik zit op iets, maar weet niet wat. Ik denk een krukje. Midden in de ruimte. Er is veel ruimte achter mij. Links van mij de tafel. Schuin tegenover mij zijn bureau. Ik zag daarop de briefjes. Dank en liefde van zijn patiënten. Beeldjes, kaartjes, spreuken, Boeddha’s en wierook. De new age winkel wordt leeg getrokken om hier bij hun therapeut hun dankbaarheid in frutsels uit te drukken. Ik heb nog nooit iets anders aan een peut gegeven dan een laatste hand. Toch heb ik voor mijn huidige therapeut al iets gekocht. Niet uit een new age winkel en het was ook niet duur. Ik was ook nog niet eens begonnen met therapie. Het ligt in mijn kamer en ik zie het steeds. Ik moet niet vergeten dat er een dag komt dat ik dat ga geven. Of niet, maar dat is het idee.

Misschien zit hij ook op een krukje. Ik weet het niet. Ik voel zijn benen, hij zal wel op een kruk zitten. Of op zo’n plastic bal. Zo’n stinkding dat alle haren en viezigheid van de vloer aantrekt en waar jij dan lekker overheen mag rollen. Wat een fijnigheid. Tegenover me staat een boekenkast. Een smalle van een soort koloniaal hout. Het heeft dunne latjes aan de zijkant en houtsnijwerk aan de onderkant. Het is stoffig, maar niet te. Daarnaast staat de kapstok, daarnaast mijn stoel en daarop mijn jas. Daarop liggen mijn kleren. Op volgorde waarin ik ze weer aan wil trekken. En niet binnenstebuiten zodat ik dat niet nog hoef te doen.

Hij zit op een kruk. Denk ik. Ik voel de warmte van zijn benen tegen mijn dijen. We zijn bezig met iets van warmte. En voelen. Landen in mijn lijf? Zoiets. Ik geloof er niets van en probeer te zien wat hij doet. Door de warmte van zijn lijf en de plaatsing van zijn handen, zijn adem en waar zijn hoofd zich bevindt bepaal ik zijn lichaamshouding. Ik kan hem zien, zonder hem te zien. Hij zegt dat ik mijn ogen dicht moet doen en ik kijk of er spiegels zijn die hem gaan vertellen dat ik niet zal luisteren. Ik hou mijn ogen open. Hij ademt zwaar. Ik moet me ontspannen. Hij aait. Mijn schouders, mijn rug. Ik hou niet van deze zachte beweging. Hij laat zijn handen over mijn schouders glijden, over mijn bovenarmen. Foute boel. Ik ril. Ik heb het koud. Onder de handdoek zet ik mijn nagel in mijn huid en ik herpak. Hij herhaalt maar ik heb mijn bovenarmen uitgezet. Ze doen geen zeer meer. Hij maakt een grapje. Dat hij wel erg veel olie moet gebruiken. Ik lijk het haast op te zuigen. Hij ademt zwaar. Te zwaar voor de fysieke arbeid die hij moet leveren. Hij heeft zijn ogen dicht. Dat voel ik. Hij raakt opgewonden. Dat voel ik. Hij ademt steeds zwaarder en ik wacht. Tot hij klaar is. Hij vraagt of hij de voorkant ook mag doen en ik schud mijn hoofd. Hij glimlacht. Hij heeft nog iets voor me. Ik vind het vast fijn. Ik ben zo koud van binnen, zegt hij.

Hij pakt mijn hand en leidt me naar een andere kamer. Ik houd mijn handdoek voor me. Hij heeft een soort warmtebad gebouwd en hij had gelijk. Ik vond het fijn. Het waren zware kussens die warm werden. Ze lagen over mijn hele lijf. De druk en de warmte was prettig. Misschien was hij toch wel ok. Ik maakte een afspraak voor de week daarop.

Dan vraagt hij of ik het al aandurf op de bank. Tuurlijk durf ik dat. Hij kijkt naar me en hij twijfelt. Toch zet hij door. Ik probeer me vrij en niet ongemakkelijk naar de bank te bewegen. Hij laat me gaan liggen en zegt dat hij olie pakt. Dit keer is hij minder zoals de vorige keer. Hij zegt steeds dat ik moet ontspannen. Dat kan ik wel, maar niet voor lang. Hij vraagt of ik niet altijd pijn heb maar dat heb ik niet. Ik probeer me te ontspannen. Ik doe heel hard mijn best. Als hij klaar is zegt hij dat ik even moet blijven liggen. Ik wil dat niet, maar doe zoals verteld. Ik volg zijn stappen door de ruimte. Hij smst met iemand. Als ik mag op staan leidt hij me nog naar de ruimte met de kussens. Hij pakt me in en maakt het donker. Ik zit er nog geen 5 minuten of hij klopt op de deur. Legt zijn sleutels op de tafel neer. Dat hij weg gaat, maar dat ik mag blijven. Of ik even wil afsluiten. En weg.

Zodra ik de deur hoor sluiten schiet ik overeind. Ik vind dit niet fijn en wil hier weg. Als dit te maken heeft met vertrouwen en een band dan hoef ik het niet. ik pak mijn spullen en kleed me aan. Schiet zo snel ik het kan naar buiten. Sluit af met de sleutels. En dan. Ik weet niet wat ik met de sleutels moet. Ik gooi ze door de brievenbus. Hij zoekt het maar uit. Als het niet goed was tikt hij maar een ruitje in. Je kunt ze immers zien liggen.

Ik mail hem de volgende dag. Dat ik de situatie heel naar vond en dat ik besluit de therapie te stoppen. In antwoord hierop hangt hij aan de telefoon. 3 tot 4 keer per dag belt hij. Hij belt met verschillende nummers, waaronder een afgeschermd nummer. Hij spreekt mijn voicemail in, omdat ik niet op neem. Na twee weken ben ik het zal. Het is half 10 en hij belt weer. Hij is boos, dat ik hem zo in de steek gelaten heb. Hij heeft geïnvesteerd en een vertrouwensband met me geprobeerd op te bouwen, en hij vind het heel jammer dat ik hem niet toelaat.



Jaren laten hoor ik dezelfde woorden. Ik zocht een distherapeut en kwam bij een man terecht. Na een paar intakegesprekken, waarin hij me naar iets te intieme details van mijn seksleven vroeg, schreef hij een behandelplan. Het meest accurate plan dat ik ooit heb gelezen. Maar ik had geen goed gevoel en had me weer aangemeld bij het cib, waar ik bij stoney zou komen. Ik had hem dat ook al van te voren gemeld, dat die kans er in zat. Hij bleef met ‘de crisis’ zitten. Ik vertelde niet crisisgevoelig te zijn, een goed netwerk te hebben en me heel kut kunnen voelen zonder dat ik daaraan dood ga. Hooguit snij ik me het ziekenhuis in, grapte ik. Hij vond het geen leuk grapje. Ik vertelde hem dat ik me had aangemeld weer bij het cib en daarnaar terug ging.  Hij zei steeds; goh, wat jammer'. Hij zei dat hij er zo'n zin in had. Dat hij het zag als een bijzondere uitdaging om aan te gaan. Hij was zo teleurgesteld dat ik sorry zei. Toen sloeg de sfeer ineens om. Hij kreeg iets bozig in z'n stem. Hij zei dat het ook jammer was dat ik hem dit niet eerder had verteld. Dat er vele uren onbetaald werk in de dbc zaten. Dat hij in mij had geïnvesteerd. Dat we bezig waren met het opbouwen van een vertrouwensband. Toen zei hij ineens; laat maar. Dat is helemaal niet voor jou. Je moet je gevoel volgen. Hij wilde de behandelovereenkomst terug. Ik voelde me alsof ik op de basisschool zat en de uitnodiging voor een feestje terug moest geven omdat ik niet meer aardig was. Ik voelde hoe boos hij was. Ik dorstte nog weinig meer te zeggen. Het was heel ongemakkelijk. Hij wist niet hoe hij af moest sluiten. Hij wist niet wat te zeggen en ik had het gevoel hem te moeten helpen. Ik heb hem bedankt voor de tijd en me geëxcuseerd voor me afloop en ben weggegaan.

slit

Ik ben op mijn werk. Mijn collega zegt iets.


Ze ligt er al klaar voor.

Dat stopt de wereld. Mijn wereld. Ik halt. Ik val in een vacuüm waarin tijd niet bestaat. Mijn collega’s zien niets. Buiten vertraagt mijn pas niet. Buiten draait mijn wereld niet. Het wordt zwart voor mijn ogen. Ik blijf lopen. Ik struikel niet over speelgoed of kinderen. Ik hoor mij overleggen met mijn collega. Zeg haar wat ik zal doen en vraag haar andere taken op zich te nemen. Ik voel nog hoe mijn vingers het tafelblad raken en dan verdwijn ik.

vrijdag 13 juli 2012

huis bezoekt

ik was bij mijn therapeut en dat was house. en dat klopt ook wel want mijn peut en house hebben wel wat gemeen. ik zat op zijn schoot. hij zat schuin aan zijn bureau en ik dan dus op zijn schoot. het was gezellig en amicaal. het had niets dat beladen was. hooguit house zelf dan. het was gezellig, zoals dat onder elkaar kan zijn. in mijn droom genoot ik daar wel van, omdat ik ook wist dat ik dit in mijn wakkere leven niet zou vinden.
zijn vrouw kwam binnen. het was niet de vrouw van peut en ook niet de vrouw van house. het was een dikke vrouw. zo'n moederlijk type. met van die enorme memmen die je als kind te vaak ongevraagd in je smoelwerk gefrot hebt gekregen. daarvoor had ik me geen seconde vervelend gevonden over de situatie die zo onschuldig voelde, maar de reactie van de vrouw leerde mij wel anders. er was wel degelijk schuld en die lag bij mij. ik sprong op en liep achter haar aan op de situatie uit te leggen.
het was een oud huis. we liepen over de overloop. er was een trap naar beneden rechts en een trap naar boven links. het was allemaal van hout maar van dat hout dat je niet meer ruikt omdat het de geuren van het leven om zich heen heeft opgenomen. er waren ramen maar te hoog, zodat ik niet kon zien waar ik was. ik zag geen bomen, alleen heel fel wit licht. ik praatte tegen de vrouw. zei sorry maar dan meer omdat zij het zo verkeerd begrepen had. ze stopte net voordat ze een kamer binnen liep. zei op haar beurt dat het haar speet dat ze me zo had laten schrikken. en dat ze had gestoord. vroeg of ze even een moment mocht voor zichzelf en dat ze me daarna thee met een koekje zou brengen. ik hou niet van thee en heb het niet op koekjes, maar ik knikte uit vriendelijkheid voor het gebaar. ik draaide om en stapte zo mijn droom uit.

vrijdag 29 juni 2012

uit het hoofd in mijn hoofd

nee. ik ben nog niet klaar.en eigenlijk schrijf je zoiets pas als je klaar bent. als je hebt gelezen, hebt overdacht en hebt terug gebladerd. je mijmert en bepraat, of bespreekt het boek.

ik niet. ik ben nog niet klaar. ik lees mijn boeken als kleine cadeautjes, bij voorkeur. net als een bad. je staat iedere dag onder de douche, maar een keer in de zoveel tijd neem je een bad. net als een croissantje. dat je iedere dag braaf 6 bammetjes maakt om mee te nemen naar je werk, maar jezelf eens in de zoveel tijd trakteert op een croissantje en een broodje gezond.

het gaat dus over een boek. het kwam woensdag. in een precies past bubbeltjes verpakking. van het soort dat je bewaard om er in een van je marktplaatspraktijken weer eens iets mee te doen. om op dat moment te vergeten dat je dat nog hebt. ik probeerde het dus voorzichtig open te maken maar in mijn ongeduld scheurde ik uiteindelijk toch de verpakking open.

soms. herbergen cadeautjes weer andere cadeautjes. je moet ze wel ontvangen. en dat deed ik. op de eerste bladzijde had de schrijver woorden voor mij achter gelaten. over herinneringen en over meemaken. dat sommige cadeautjes een beetje zeer doen maakt ze soms ook bijzonder. ik zocht in mijn herinneringen en vond kleine stukjes. maar waar spraken we over? konden we lachen? hoe was ik toen? en hoe was hij? ik wist het niet meer. deze schrijver bewaarde een stukje van mijn herinneringen.

deze schrijver bewaarde veel herinneringen, deed ik lezen. hij verpakte ze niet in mooie woorden of zinnen. hij schrijft bijna als het kind dat hij was. en hij doet zo wat alleen een boek zo kan. hij gaat in je hoofd zitten. hij wordt een stem in je hoofd. hij blijft bij je.

het boek doet dat je terug denkt. aan wat je nog weet en wat je vergeten bent. door tijd of andere zaken. het neemt je mee naar de jongen die hij was, maar ook naar het kind dat je zelf was. zo is het bijna als bladeren door een fotoalbum vol herinneringen waarin een ieder zichzelf vinden kan.

de jongen wordt een man en zover ben ik nog niet. want ik ben nog niet klaar. maar als. dan weer hier.


nieuwsgierig? hier is de schrijver; https://www.facebook.com/janwillemblaise.smit

zomaar-ochtend


Wakker. Ik loop naar de badkamer, pak mijn ochtendjas, een mesje, mijn tandenborstel en pasta. Ik ga naar de wc, klem het mesje tussen mijn lippen, haal het plakkaat wat er zit los en zet 3 strepen op mijn heup. Ik plak het weer dicht en loop naar de keuken. Ik ben misselijk en ik hoop dat dat komt van de galsmaak in mijn mond, en dat ik het kan oplossen met water en pasta. Het helpt niet helemaal, maar een beetje en alle beetjes helpen.



Ik ben een beetje in de war. Ik voel een paar koude naalden in mij prikken. In mijn nek en in mijn buik. En als ik kijk dan is het er niet. Ik durf niet goed te ademen, omdat ik denk dat ik iets inadem wat me suf en draaierig maakt. Zo ruikt het. Het is geurloos, maar niet helemaal. Het brandt een soort. In mijn neus en in mijn ogen. Ik ruik het overal en ook mijn koffie smaakt ernaar. Ik heb hele vreemde hoofdpijn, alsof ik op mijn kop heb gestaan en overeind gekomen ben. Mijn ogen doen zeer en mijn huid lijkt te klein voor mijn lijf. Alsof het te heet gewassen is. 



Nu is het donderdag. Een paar dagen later. Het is rustig. Want ik ben nog niet helemaal wakker. Ik voel me ochtend. Ik voel me langzaam wakker worden en alle daarbij behorende verschijnselen komen langzaam mijn wereld binnen. Ik was vanmorgen, toen ik om 9 wakker werd niet instant misselijk. Ik werd niet wakker gemaakt, door binnen- en/of buitendiensten. Ik had geen smerige galsmaak in mijn mond en niemand schold me uit voor kuthoer om vervolgens het hele repertoire af te gaan. Ik had niet direct een hekel aan mezelf en hoefde me niet bedwingen mijzelf aan gort te snijden.

zondag 24 juni 2012

in retrospect


Ik was te laat. Dat wist ik al toen ik opstond. We komen te laat. Eerder een beslissing dan een te kort komen van tijd. Als je niet wilt stilstaan en voelen is de stress van te laat zijn een uitstekende bliksemafleider.

Eenmaal binnen zie ik een nieuwe lamp en een nieuw schilderij. Ik vraag aan peut of hij een nieuwe lamp heeft. Hij verteld dat die lamp er al vanaf het begin staat. Oh. Ik vraag maar niks over het schilderij.

We praten over Rotterdam. Omdat ik daar vorige week woonde, ongeveer 8 jaar geleden. Peut vraagt hoe Rotterdam was. Steentjes. Dat is het. Steentjes. En dat ze in haar laars kwamen. Natuurlijk. Compleet autistisch pakt ze van alles wat ze heeft gezien de steentjes eruit. Ik had het kunnen weten. Peut stelt vragen aan mij en aan haar. Weer aan mij, en dan weer aan haar. Ik raak in de war. In deze chaos blijkt de jas van peut zeer belangrijk. Daar moeten vragen over gesteld.

We praten verder over beleving en hoe dat niet gebaseerd is op echte gevoelswaarnemingen. Of ik denk dat het werkt, vraagt peut. Ik weet het echt niet. De link met het lijf is te groot. Kan ik theoretisch mee, staak ik bij ik en mijn lijf. Ik heb alles en niets. Ik vind het afschuwelijk en ik vind het mooi. Ik vind het te mager en ik vind het te dik. Ik wil het aan gort snijden en ik wil het behouden. Ik heb borsten en ik heb ze niet. Het doet me pijn of ik voel het niet. En alles daar tussen in. Ik wil het niet over mijn lijf hebben.

Durven jullie het aan om te stoppen met herhalen? Vraagt peut. En zo niet, waar zijn jullie bang voor?

Het is een grote vraag. Bang dat we het niet kunnen. Bang omdat niet weten wat er voor in de plaats komt. Bang omdat we moeten opgeven. Bang om te willen. Bang om te vallen. Bang voor de zeer. Bang om te voelen. Bang om te laten voelen. Overleven, overwerken, doorwerken, verwerken. Het is een werkwoord. Doen. 
Terwijl ik probeer zo klein mogelijk te leven. Niemand die me ziet. Ik creëer waar ik het meest bang voor ben.

Je kunt niet stoppen met. Dat werkt nooit. Je moet veranderen. Andere manieren zoeken. Ombuigen. Andersdenken. Ik ben goed in andersdenken. Bij de ander. Ik klem bij mij. En ik hoorde Brene Brown. Zij zegt;

Vulnerability is the birthplace of innovation, creativity and change.

Kwetsbaarheid. Wat als ik mij niet zo censureer? Monitor. Ik hekel alles wat ik doe. Zeg. Ik ben daar niet altijd mee bezig. Met hoe ik oplos in niets. Hoe ik van geen waarde ben. Hoe stom ik ben. Hoe niets ik ben. Als. Dan zou ik niet kunnen bestaan. Hoe contradictoir.

Ik zoek naar een antwoord. Want ik weet het niet. Ik zoek naar woorden om te omschrijven en ik ben bang en weet dat ik het antwoord (nog) niet heb. Misschien ben ik bang voor wat groot is zolang ik er niet naar kijk.

zaterdag 23 juni 2012

elf zegt.

ik ben de helft van de wedstrijd en dan komt het goed. 

weerzien.

als we je zien dan zijn we er weer.

Ik droom weer over die wc. Die eeuwige wc vol met stront die ik maar niet schoon krijg. Ik poets me een ongeluk, omdat het de enige manier is om te zorgen dat ook mijn mond schoon word. Het helpt niet. ik word nooit schoon.


I don't like walking around this old and empty house
So hold my hand, I'll walk with you my dear
The stairs creak as I sleep, it's keeping me awake
It's the house telling you to close your eyes

Some days I can't even trust myself
It's killing me to see you this way

Cause though the truth may vary
This ship will carry our bodies safe to shore

-of monsters abd man, little talks-



Ik slaap heel slecht. Lig lang wakker. Ben moe en zodra ik mijn ogen dicht doe wordt ik bang. In de eerste weken hier werd ik nog redelijk georiënteerd wakker, nu niet meer. Als ik ergens anders ben word ik altijd wakker wetende waar ik ben, thuis nooit. Ik heb vreemde dromen. Laatst droomde ik dat ik een penis had. Vreemd genoeg klopte dat ook echt. Ik was superblij met mijn penis. Alsof ik hem nieuw gekregen had.


Soms zeggen ze dingen. Ik zet er vraagtekens bij, hoe ik ook probeer dat niet te doen. Het gaat vaak ook weer weg. Maar soms wordt ineens het plaatje van de puzzel duidelijker. Soms niet helemaal helder, maar wel dat je iets kunt zien. Ik kan het niet goed uitleggen. Het is alsof ik dan in een twister zit en ineens begrijp wat er gebeurd. Het kan zomaar zijn dan de wind gaat liggen en alle brokstukken de aarde raken zonder betekening of samenhang. Terwijl ze even daarvoor, in de twister, nog samenhang hadden.

donderdag 7 juni 2012

report



Te vroeg ging ik weg. Fijn. 10 minuten voor tijd kwam ik aan. Ook fijn. Ik probeerde te parkeren en dat lukte niet. Niet zoals ik dat normaal kan. De meneer die de fiets maakte moest lachen. Ik lachte een beetje terug. Ik zag peut. Ik denk hij rookt teveel.
In de badkamer. Eerder. Hoorde ik 100 dingen voorbij komen die besproken moesten. Is al beter. In ieder geval op dezelfde dag. En voor de sessie. Maar nu. Wist ik niets meer. Natuurlijk.Weinig verrassend. Peut vroeg waarom ik niet benoemde dat ik bij de gyn was geweest en dat dat niet leuk was. Ik wist het niet. Ik weet niet hoe ik dat soort dingen moet bespreken zonder er een vreemde parodie op te maken. 

Peut zei; als het gegaan is zoals jij zegt dat het gegaan is. Het echode in mijn hoofd.

Maar het is zo gegaan.

Terwijl peut probeert me duidelijk te maken hoe ik in de situatie herhaal van vroeger en dat laat gebeuren en daarmee in de steek laat. Ik snap het. Het duizelt me niet zoals weken terug. Dat ik wilde begrijpen maar niet deed. Er lijkt een vertaler in mijn hoofd te zitten. Alsof ik luister naar peut met ondertiteling.

En ik begrijp dat ik ervoor kies om niet te voelen. Om de kleintjes er voor op te laten draaien. En als ik zeg dat ik dat niet wil willen dan is dat zo. Dat is wat nu het meest klopt. Ik zou graag willen dat ik dat kon veranderen. Want ik wil niet zo zijn. Maar ik voel er niks bij. Als ik denk aan dat ergens in mijn een klein meisje zit die is geschrokken en pijn heeft gehad bij de gyn dan haal ik mijn schouders op. Het spijt me. En ergens ook voor mij. Het is vast heel erg dat ik dat zo doe maar ik voel het niet. Ik heb de makkelijkste weg. Als het te moeilijk wordt neemt een ander over. Het zal mij een rotzorg zijn wie en wat dat vanbinnen doet. Ik zou willen dat het mijn zorg is. Ik zou willen dat ik niet zo achteloos met situaties omga.

Een week later word ik soms nog overvallen. Ineens doet het weer zeer. Ineens ben ik verdrietig of bang en ik weet te vaak niet welk jaar het is of wat ik moet doen. Dat is de prijs die ik betaal. Eerlijk? Ik vind het een schijntje. Mijn winst is te groot.

Mijn verlies is een ander verhaal. 

Ik heb wel eens gevoeld hoe monsterlijk mijn gedrag is. Ik ben wel eens verdrietig geweest omdat ik zo slecht voor de mijnen zorg. Nu voel ik dat niet. Misschien goed ook. Het zorgt er namelijk altijd voor dat ik in de slachtofferrol kruip en mij zo zielig vind om hoe ik geworden ben. En in die positie kun je niet veranderen.

Dan vraagt peut ineens naar Boos. Stelletje agressivo’s. Het klinkt als een drankje. Of zij willen dat het zo geregeld blijft. Dat zij nodig zijn om het anders te gaan doen. Hij vraagt of het prettig was om twee vingers onverwacht in mijn vagina te krijgen.

Ik heb geen vagina.

Rat. Je gebruikt wat we je zelf hebben verteld. Je bent niet te vertrouwen.

Ik maak je dood.

Peut tikt met zijn ring tegen de stoelrand. Het is stil. In de kamer. In mijn hoofd niet. Is het druk. Ik denk dat ik uiteen plof van Boos. Na stilte vraagt zij.

Waar is die klok die tikt? Peut antwoord dat er geen klok is die tikt. Ik weet dat het klopt. Ik heb daar nog nooit een klok gehoord die tikt. Maar nu hoor ik hem ook. Zij is overtuigd van de klok die tikt. Denkt dat we in Rotterdam zitten en dat het 2004 is. Nog bij mijn ex. Ja. In de gestoordheid van toen. Zo voelt ze ook. Gestoord. Stukjes pak ik mee. Ik woon in haar hoofd. Er tikt een klok. Peut legt de huidige situatie uit. 2012. Ze heeft laarzen aangedaan. Ik heb gympies aan. Op de Iphone ziet ze dat de sessie opgenomen wordt. Ik voel hoe ze schrikt van de gympies en van het opnemen. Ze voelt wanhopig. Als iemand die vast zit. Peut vraagt of iemand kan komen helpen. Als in een bizarre film verteld iemand dat het ok is. Ze zegt dat peut ok is en dat haar mesjes in de tas zitten. Ze laat het zien, waar precies. 

Peut tikt met zijn ring.

Het tikken van de klok is gestopt en omdat ik niet weet wat ik moet voelen bij zojuist doe ik dwars en moeilijk. Weet niet wil niet gaat niet lukt niet. Ik ben geschrokken van haar. Van haar vast zitten. Van de paniek die ik voelde. Ik ben onder de indruk. Binnen ben ik er heel erg stil van.






dinsdag 5 juni 2012

shut.


Ze kwam me halen. Slap handje. Geen fijn gevoel. Terwijl ik de deur nog dicht deed vroeg ze allemaal dingen. In sneltreinvaart. Ik dorste niet fatsoenlijk te gaan zitten of mijn tas ergens anders neer te zetten dan op mijn schoot. Er was immers haast en mijn papieren zaten in mijn tas. Binnen een minuut stond ze op en liep naar de behandelkamer. Ik hobbelde er maar achteraan. Met een handgebaar toonde ze de omkleedruimte. Het gordijn kon niet dicht. Terwijl ik me uitkleedde begon ze met me te praten. Ik moest gaan liggen. Ze irriteerde zich dat ik het niet gelijk goed deed hoewel ik ook niets fout deed en hooguit onwennig was. Vanuit mijn ooghoek zag ik het apparaat waarmee de inwendige echo werd gemaakt. Hij was groter dan ik had verwacht. Ik wachtte op het seintje dat ze zou gaan beginnen. Ik wachtte op iets van communicatie. Het bleef uit. Ze propte zonder pardon dat ding naar binnen en roerde alsof het hutspot was. Het deed zeer aan een kant en daar maakte ze ook foto's van. Ze zei dat alles in orde was. Pakte eendenbek en douwde die naar binnen. Koud. Onaangekondigd. Ik schakelde uit. Ze schraapte wat en zei binnensmonds iets. Ik kon het niet verstaan. De eendenbek ging eruit en ik dacht dat ze klaar was. Ik deed mijn jurkje een beetje over me heen, zodat ik niet zo bloot lach. Ze nam de tijd om de boel op te ruimen en ik lag daar maar. Toen kwam ze weer bij de stoel. Geïrriteerd sloeg ze mijn jurkje weer ophoog en stopte ineens twee vingers naar binnen. Ik was nergens meer. Volgende moment stond ze weer bij het keukentje, iets in te vullen en in een zakje te doen. Ze had haar handschoenen uit. Ik lag daar nog. Wilde van de stoel af, dus dat probeerde ik. 


Fout. Hevig zwaaiend en nee roepend kwam ze naar me toe. Het mocht niet. Ze moest de stoel nog laten zakken. Dat deed ze, maar hij bleef veel te hoog voor mijn staan. Ik begreep niet hoe ik er op was gekomen. Ik maakte een ongemakkelijk sprongetje en was even blij dat ik zo’n onattente arts had getroffen. Ze zou het in ieder geval niet doorhebben.


Terwijl ik mij aankleedde gonsde en suisde het in mijn hoofd. Ik hoorde slecht, had het gevoel alsof ik naast de speakers had gestaan tijdens een festival. Mijn kleintjes waren compleet overstuur. Ze waren zo bang geweest dat ze zou gaan toucheren en ik had ze gezegd dat dat waarschijnlijk niet nodig was maar indien wel dat ze dat eerst zou zeggen. Ze vroegen steeds maar of ze zo vies waren dat de dokter daarom zo deed. Ik kon ze niet bereiken. Nadat ik was aangekleed vroeg ik de arts of ze me nog ergens voor nodig had. Kreeg de spullen in mijn hand geduwd en werd zo de gang op gebonjourd. Ik wilde weg, maar de baliemedewerkster riep me terug. Ik moest het weefsel en de papieren nog inleveren. Moet over 2 weken bellen voor uitslag. Ik wist niet hoe snel ik weg moest komen. Terwijl ik de gang op liep zag ik de uitgang.


Ik rookte. Ik reed naar huis. Ik weet het niet meer. Ik zette de wekker en sliep. De ochtend weg.

dinsdag 20 maart 2012

met jou gaat alles goed.

Ja.

Hoi met mij.

Ja?
-stilte-
Wat is er?

Oh niks. Ik belde even om te vragen hoe het met je is. Mag dat niet?

Jawel, maar we hebben elkaar al twee keer gesproken vandaag, dus vandaar.

Oh. Nou. Je bent mijn dochter en je was niet lekker dus ik bel om te vragen hoe het is. Dat doen moeders nou eenmaal. Mag ik dat niet?

Jawel, het gaat wel.

Oh. Fijn. Nou we zijn goed opgeschoten vandaag. De dozen zijn naar de stort en de vloerbedekking is gelegd. Ik mag morgen pas stofzuigen….. –en zo verder-

Maar goed dat je je weer beter voelt. Dan ben je er morgen ook bij Daan’s verjaardag toch? Ik moet gaan want ik moet naar koor.

Ja. Dag.
Beterschap hé? Rust maar goed uit.



zondag 4 maart 2012

don't panic.

Paniek.

Geen oerpaniek. Niet de paniek die in ieder vezel van je lijf kruipt. Je verlamt en je bevriest. Niet die paniek. Geen blinde paniek. Niet de paniek dat je niet meer weet waar je het zoeken moet. Dat je zoekt en zoekt naar iets. Dat een beetje zacht. Verzacht. Niet die paniek. Geen verdrietpaniek. Niet de paniek die je voelt als de ander weggaat. De ander waar je van houdt. Door dood of eigen beweging. Dat je denkt dat je zelf ook niet meer kunt bestaan. Niet die paniek.

Angstpaniek. De paniek die je doet tollen. Die de aarde van je vervreemdt. Die als een caleidoscoop draait. Dat je hebt geïncasseerd en dat er weer iets nieuws komt. Die je kotsend boven de wc laat hangen. Die paniek.

Ik reed naar huis. Ik overschreeuwde de paniek met Eminem. Vriendje was niet thuis en ik belde hem om te zeggen dat ik dat wel was. Ik had mijn jas nog aan en mijn tas nog om. Ik gooide eerst mijn kleren in de was. Ook alles, alles wat ik aan had. Alsof de smet erop zat. Ik ging douchen.  Paniek. Ik draaide. Ik liep heen en weer in de douche. Ik gooide mijn hoofd tegen de muur. Ik dacht aan de dokter. Aan mij. Aan dat het waar is. Ik draaide en draaide. Ik had het zo koud. Zo koud. Ik maakte de douche heter.

Over het jongetje en ik. De man en mij. Ik werd verdrietig omdat ik me het jongetje dat hij was zo goed voor kon stellen. Ik vond het zo oneerlijk dat hij zo kapot was gemaakt. Ik dacht aan de dokter. Dat hij en ik seks met hem hebben gehad. Een vreemde driehoek. Een onuitwisbare verbondenheid die me deed walgen.

Het stoppen van het water haalde me langzaam naar de andere kant. Ik vond dat ik blij moest zijn met dat ik het wist. Hoeveel van ons krijgen nooit de bevestiging van dat wat ze zich herinneren. Daarnaast. Ik stelde me aan, want wat herinnerde ik me nou eigenlijk. 

Het weekend herhaalde ik dit rondje. Van douchen waar ik de klap kon voelen, naar buiten waar ik probeerde weg te maken.

Maar weg ging het nooit meer.

zaterdag 4 februari 2012

zolder

Ik kwam op zolder. Ik moest daar kijken voor iets. De hele zolder was leeg. In een hoekje stonden mijn spullen, die ik nog moest uitzoeken, of laten staan. Een poppenbedje, zo goed als nieuw. Een versleten beer, met kleren aan, zo goed als nieuw. Ik vond een plastic pop waarbij ik kennelijk iets te enthousiast kappertje had gespeeld. Er stond een barbie-camper-huis, zo goed als nieuw. Er waren geen barbies. Geen barbie kleren. Dat klopt. Die heb ik hier. Ken ontbreekt. Er stond een wandelwagen. Oud. Van opa geweest. Er lag een schriftje. Er waren 3 bladzijden beschreven. Door mijn moeder. Ze beschrijft wat we zoal doen als ik ongeveer 9 maanden ben. Ze beschrijft dat ik vaak schreeuwend wakker word. Het schriftje is verder, zo goed als nieuw.
Mijn moeder heeft wel eens gezegd dat ik geen kind was dat speelde. Maar wat deed ik dan? Ik was een dromer, ik tekende eindeloos veel mensen, en toen ik kon lezen verslond ik boeken. Mijn moeder zeurde er wel eens over tijdens de vakanties. Dat ik eens naar de andere kinderen toe moest en daar moest gaan spelen in plaats van die gezellige boeken lezen. Ik las geen gezellige boeken.
Terwijl ik door mijn spullen keek herkende ik nauwelijks. Ik kon me niet herinneren waar mijn spulletjes moeten hebben gestaan of wat ik er mee heb gedaan. Ik herkende het jurkje van de versleten beer. Gekregen van opa, toen ik in het ziekenhuis lag. In het bedje lag een pop. Het haar had klitten en haar gezicht was vies. Hier had ik mee gespeeld. Haar buik was opengehaald.