zondag 18 december 2011

moker

zo
in de stilte
na haar woorden
heb ik het niet
meer
warm gehad

zaterdag 10 december 2011

versus

Ik was de hele week al in de war. Hopen dat het vrijdag over zou zijn was natuurlijk een beetje dom. Maar. Hoop doet leven en vrijdagochtend wist ik niet waar ik was, wat voor dag en wat ik moest doen. Ik heb een nieuwe variant op mijn insecten, dat wel. Wortels. Niet van het Sinterklaaspaard soort maar die uit bomen. Je moet er maar op komen. Ik kom in beweging. Dan gaan ze weg en het is ook tijd om op te staan. Dat weet ik inmiddels.
Ik weet niet meer wat ik heb gedaan. Ineens was het kwart voor 10. Had ik al in de auto moeten zitten. Ik smeer make-up op. Poets tanden, borstel haar en sprint weg. Zet Gotye aan. Hij brult.

-you’re a fraude and you know it.-

Ik probeer mijn hoofd naar therapie te zetten. Het wil niet echt lukken. Vorige week, wist ik heel duidelijk waar ik het over wilde hebben, nadat ik thuis was. Maar vrijdagochtend wil ik het juist over alles hebben behalve over dat wat ik de week daarvoor had bedacht. Ik zocht dus. Het was een moeilijke week geweest, dus zat stof. Ik kon het over van alles hebben.
Ik had een mail gestuurd over een formulier. Maar goed van mij. Want ik was het alweer vergeten.  We gaan van noot naar bunker naar ei. Ik probeer nog kievit maar peut wijst naar ei. Bunker. Noot.

Crack.

Ik kraakte niet. Ik piepte een beetje. Ik werd moe. Voelde hoe ik zo in slaap zou kunnen vallen. Dat zou ik niet doen. Natuurlijk. Zorgen. Onafhankelijkheid. Afhankelijkheid. Kotsen. En roepen.

En dat niet doen.

Niet eens willen. Het zelf doen. Het zelf oplossen. En ook dat. Niet willen.


zaterdag 3 december 2011

be quiet

Tijd zat. Ik was vroeg opgestaan dus ik had tijd zat. Valkuil. Moet je nooit denken. Sta je zo, in je tijd-zat-modus 20 minuten onder de douche. Heb je ineens niet meer tijd zat maar Tijd Tekort. Dat, samen met het ik-ben-wat-vergeten-gevoel, maakte mijn reis wat chaotisch. Ik kwam er niet op wat ik was vergeten. Wel dat ik daarvoor eerder weg moest. Maar ik wist het niet meer en ging niet eerder weg. Ik liet vriendje een pleister knippen voor mijn verminkte nagel, stapte in mijn schoenen gaf een kus en wilde een sprintje trekken naar de auto. In haast modus. Daarin zit ik het liefst.

Of ik nog langs de buurvrouw ging. Dus. Dat was het dus. Wat ik was vergeten. Ik wilde snauwen maar hield me in. Nu geen tijd meer voor. Op weg naar beneden belde ik aan bij de buurvrouw en schreef voor haar een briefje. Tijd zat.

Ik zoefde naar mijn therapeut. Ik probeerde mijn trucjes te onthouden. Voor als ik weer niet wist wat ik zou gaan zeggen. Voor als ik niet durfde, voor als ik stomme dingen zou zeggen. Ik had trucjes bedacht daarvoor.
Maar de trucjes bleken honkvast en naarmate de kilometers onder mij wegtikte vergat ik ze. Ik reed rustig. Ik had dit keer niet gedronken en ik had geen pilletje genomen. Ook zo’n nieuw voornemen. Ik zong mee met Gotye. Ik moest wennen maar nu zijn ze mijn lievelingsjas.

In de wachtkamer ging ik niet op mijn plekje zitten. De middelste van 3 stoelen. Ik begreep niet waarom niet. Er kwam nog iemand binnen en hij ging zitten naast mijn plekje. Dat zou mij wel iets te knusjes zijn, bedacht ik me. Ik bedacht me ook dat ik daar niet zou zijn. Oh ja. Dat had ik gestuurd. Ik zou ermee kappen. Ook weer vergeten.

Maar goed, ik was er. Hij ook. Binnen twee minuten geef ik geen antwoord op zijn vraag. Ik denk dat ik dat wel doe. Hij doet alsof ik dat ook doe. Is toch wel aardig. Ik ben niet zo stil als de vorige keer. Ik vertel over huis, haard en zo meer. Hij zegt iets over een vanellus nog wat. Ik roep nog wat over koffie maar peut staat al in de hoek te fladderen. Het gaat niet over koffie maar over kievit. En afleiden. En strategie.

Peut vraagt naar de bunker. Waar we mee waren gestart. In twee tellen zit ik erin. Ik was daar niet alleen. Er was geschreeuw. Kop dicht. Niemand luistert. Er werd gezongen. Madonna en kinderliedjes. Iemand vuurde een machinegeweer leeg. Er werd bemiddeld. Laten we nou rustig blijven. Het ging door elkaar. Ik kreeg de angst. Ik besefte me ook nog waar ik was. Dat ik iets moest zeggen. Iemand schreeuwde; haal die angst van dr af. Alsof het iets was dat op me zat gekleefd. Zo voelde het ook. Maar er was te veel geschreeuw en niemand werd gehoord. Zeg dan iets. Hou je kop. Niemand zegt hier iets. Stil allemaal. Laten we nou even proberen om constructief bezig te zijn met elkaar. Gewoon volhouden. Zo meteen zijn we klaar. Mag ik alsjeblieft weg? Mag ik het zeggen. Nee. Koppen dicht.

Ik merk hoe moe ik word. Hoe mijn oogleden zakken. Hoe ik hier zou kunnen slapen. Hoe moe ik ben dat ik wel 100 jaar kan slapen. Ik voel hoe graag ik wil dat ze een nieuwe maken. Omdat ik zo goed niet ben in wat ik doe.

Het lukt me om wat te zeggen. Dat stilt de boel. Als peut vervolgens naar voren komt, als in voorfase dat hij gaat opstaan om af te sluiten, wordt er adem gehaald. Volgende week sta ik er weer op.