zaterdag 4 februari 2012

zolder

Ik kwam op zolder. Ik moest daar kijken voor iets. De hele zolder was leeg. In een hoekje stonden mijn spullen, die ik nog moest uitzoeken, of laten staan. Een poppenbedje, zo goed als nieuw. Een versleten beer, met kleren aan, zo goed als nieuw. Ik vond een plastic pop waarbij ik kennelijk iets te enthousiast kappertje had gespeeld. Er stond een barbie-camper-huis, zo goed als nieuw. Er waren geen barbies. Geen barbie kleren. Dat klopt. Die heb ik hier. Ken ontbreekt. Er stond een wandelwagen. Oud. Van opa geweest. Er lag een schriftje. Er waren 3 bladzijden beschreven. Door mijn moeder. Ze beschrijft wat we zoal doen als ik ongeveer 9 maanden ben. Ze beschrijft dat ik vaak schreeuwend wakker word. Het schriftje is verder, zo goed als nieuw.
Mijn moeder heeft wel eens gezegd dat ik geen kind was dat speelde. Maar wat deed ik dan? Ik was een dromer, ik tekende eindeloos veel mensen, en toen ik kon lezen verslond ik boeken. Mijn moeder zeurde er wel eens over tijdens de vakanties. Dat ik eens naar de andere kinderen toe moest en daar moest gaan spelen in plaats van die gezellige boeken lezen. Ik las geen gezellige boeken.
Terwijl ik door mijn spullen keek herkende ik nauwelijks. Ik kon me niet herinneren waar mijn spulletjes moeten hebben gestaan of wat ik er mee heb gedaan. Ik herkende het jurkje van de versleten beer. Gekregen van opa, toen ik in het ziekenhuis lag. In het bedje lag een pop. Het haar had klitten en haar gezicht was vies. Hier had ik mee gespeeld. Haar buik was opengehaald.