maandag 28 november 2011

oorlog

ik zei niks meer. hij praatte. veel. wat ik zei had ik beter niet kunnen doen. ik schepte mij de kuil in. ik werkte zo hard, met mijn knieĆ«n in de aarde dat ik niet zag wat er in de lucht gebeurde. dat hij touwen neer gooide waaraan ik mij had kunnen hogen. ik viel in de stilte. ik bouwde mij een huis zonder ramen. ik huisde mij in mijn stiltebunker.

zaterdag 19 november 2011

dag sinterklaas

ik ben niet van de goed heilige meneer. ook niet als hij sinterklaas heet. niet als hij aangekondigd, of onaangekondigd komt. vandaag kwam hij aangekondigd. ik kon niet naar huis via de voordeur. daar was hij. ik nam een omweg. ging via de achterdeur. bekeek ondertussen de tegels, zodat ik niet ineens oog in oog kon staan met de verdwaalpiet. het lukte. ik was thuis.
maar sinterklaas deed de ronde en liep door de stad. met een dozijn blije pieten. en ik moest iets hebben in de stad. lijm. die foto's moeten wachten. ik besloot mijn huis schoon te maken. ik zette anti sinterklaas muziek op en deed de gordijnen dicht. sinterklaas mag aan mijn huisje voorbij lopen.

dinsdag 15 november 2011

snuiter

Ik had geen hoofdpijn. Ik was niet misselijk en hoefde niet te kotsen. Het was best te doen. Ik had later. Misschien dat we nog niet door hadden dat we toch zouden gaan. Ik pakte mijn spullen in, want daarna ging ik uit logeren. Zoiets als vroeger, maar dan zonder tandenborstel. Die ligt daar al.
Van te voren deed ik boodschappen. Gezellig. Ik reed op tijd weg. Verwonderlijk. En kwam op dezelfde tijd aan als altijd. Op tijd weg gaan heeft absoluut geen waarde, vond ik.
Volgens mij nam ik water, maar dat weet ik niet zeker. De vorige keer dronk ik hem niet op. Deze keer wel, maar dat wist ik toen nog niet. Hij schudde. Een beetje. Ik bleef staan. Een beetje. Hij legde uit. Over geld en grote mensen dingen. Ik luisterde. Wilde weten of die vreemde peut gelijk had toen hij zei dat ik hem heel veel geld had gekost. Het klopte niet. Snuiter.
Hij ging terug. Wat ik kom doen. Dan van ik stil. komt iemand anders ook nog wat doen. Weer stil. in mijn hoofd begint deze beweging bijna beeld te krijgen. Van de kinderen die rondrennen en klieren en spelen en zoef, weg zijn als moeders boos de deur opengooit. En nu slapen jullie. Zoiets.
Zolang hij praat heb ik de rust. Dan springen ze op de bedden. Zodra hij vraagt schiet de deur open en liggen ze muisstil verstopt onder de bedden en in de kasten. En hij praatte. Ik kon herpakken. Bouwde mijn kaartenhuis. Niet stevig. Het hield de sessie.

In de auto tikte ik. Boem. Sigaret, Eminem en verder. Ja, ik was ontzettend moe. Maar te opgefokt om dat te voelen. Dus ik ging maar niet slapen.

hebben.

bijna gekocht.
tot.
heb ik al.
oh ja.
vergeten.

woensdag 9 november 2011

stukjes

niemand zegt iets. niemand luistert. niemand vraagt. niemand ziet mij.

dat is wel een regelmatig thema. ik ben er heilig van overtuigt. zo fors dat het niet anders kan dan dat daar pijn onder zit. teleurstelling. niemand heeft mij ooit gezien. au. daar zit de zeer. niemand heeft ooit naar mij gekeken. daar zit de walging. weg overtuiging, weg behoefte. 

zo herhaal ik zinnen. korte zinnetjes. stukjes die peut heeft gezegd en die blijven hangen. ik herhaal ze. vervorm ze. bouw ze om. verander een woord. kijk wat resoneert. wat krijg ik terug? wat zegt dat? wat kan ik daar mee?

ik denk aan binnen. ga stuk voor stuk iedereen af. ik voel me overweldigd. overvraagd. hoe kan ik ze ooit helpen? het zeert. ik kan niet zien hoe ze met mij verbonden zijn. nog niet. maar het zeert. zo ziek. zo beschadigd. zo kapot.

hoe ben ik zo kapot gekomen?

dinsdag 8 november 2011

wasdag

ik was vergeten

ik was mij

ik was mij vergeten

het is maandag

het is wasdag

was mij maar

het doet geen pijn

ik zal stil zijn

ik vergeet gewoon

dat ik hier ben

dat ik ben

dat ik ben vergeten

watermerk

ik trok een streep

tot hier

en niet verder

ik zei het niemand

en iedereen kwam hier

en ging verder





ik trok een streep

tot hier

tot hier

tot hier

en niet verder

ik zei het niemand





ik trok strepen

ik trok ze op mijn hele lijf

maar zolang je niets zegt

zal niemand naar je luisteren.

broodnood

was jij mij maar
met azijn
en ammoniak
dat bijt
bijt mij
knauw mij
verdeel en heers mij
leef
be-leef mij
pak maar
nood is immers
aan de man

zeer

Ik ben de pijn,

ik ben de gewonde liefde

ik kom als het donker is

en als het nog licht is

maak ik het donker.

Ik ben de pijn

de pijn die niet wordt aanvaard

ik ben al afgewezen,

voor ik mij aandien.

ik ben een miskend signaal,

een ontkende realiteit.

Ik verberg me in allerlei uitingen

soms onder woede,

soms onder spot,

soms onder haat,

soms onder onverschilligheid,

soms onder verveling,

allemaal pantsers

om het hart waar ik verblijf.

Ik ben de wond-energie van het hart

waar de liefde zetelt.

Het hart is de uitstraler van de liefde.

Het hart dat die liefde

eens vol vertrouwen

heeft gegeven aan

een gewonde blindgeslagen mensenwereld,

die alleen maar kon afwijzen

in schrik en pijn

en het daarmee zo verwondde

dat het zich ook blind moest maken en ongevoelig,

waardoor het van die wereld werd;

koud hard en afgesloten,

bang voor de warmte van de liefde

die immers als enige het hart

bereiken kan

en het ontroert

en tot beweging brengt.

Maar wanneer dat bewegen haar bezeert,

omdat het

oude wonden bloeden doet,

is het dan vreemd

dat zij zich hard maakt?

Ik ben de pijn,

ik ben de teruggekaatste

harte-energie:

om mij te ontwijken

om mij niet te voelen,

verdoven de mensen zich

met haat

met spot

met kou

met alles

wat mij dragelijk schijnt te maken.

Ik ben de pijn,

om mij ben je in slaap

om mij wil je niet wakker worden

om mij verhard je steeds je hart

waardoor je het contact verliest

met je innerlijke liefde

met de energie van je hart,

de stralende energie die altijd genezend is.

In contact zijn met die energie is:

zijn in vertrouwen

zijn in overgave

zijn als een kind

open en vrijmoedig.

Ik ben de pijn,

je wilt me niet

je lijdt me niet

ach, wilde je me in liefde verdragen

me voelen en lijden met open hart,

geestelijk en lichamelijk

ik zou genezend voor je zijn,

In liefde verdragen betekent:

mij willen voelen

mij willen lijden

mij aanvaarden zoals ik ben

het betekent:

Je angst voor mij op willen geven

en me toelaten

waar en hoe ik ook ben

het betekent:

Toe willen geven

dat je me verborgen houdt

onder je woede of kilte.

Ik ben de pijn,

mij willen verdragen

wil zeggen dat je mij in mijn schrilheid,

mijn schrijnende waarheid

wilt erkennen en lijden;

ik ben niet zoet,

ik ben verschrikkelijk.

ik ben de pijn, niets meer

en niets minder

wie mij in zichzelf vindt

voelt

en ervaart ...

geneest!



bron; "Van hart tot hart"

magda maris, 1987

van de leg

Zakdoekje leggen
Niemand zeggen,
Kukeleku zo kraait de haan.
Twee paar schoenen heb ik aangedaan
Een van stof en een van leer,
Hier leg ik mijn zakdoekje neer.

niemand vroeg wat er nou was. niemand vroeg waarom ik me verstopte. in de kieren van de school. niemand vroeg of ik had gehuild. niemand vroeg waarom ik zo raar deed. niemand vroeg waarom ik zo vroeg op school was. zo laat weer weg ging. niemand vroeg waarom mijn arm verbonden was. niemand vroeg waarom ik in de wc de kleren wisselde. niemand vroeg of de last te zwaar was. niemand vroeg waarom ik stokken gaf om mee te slaan. niemand vroeg het.
niemand vraagt waarom ik zo schrik. niemand vraagt waarom ik niet opnam. ondergedoken was. niemand vraagt naar de benen. niemand vraagt om de botten. niemand vraagt waarom zo ver voor een meneer die luistert. niemand vraagt, waarom zo lang naar een meneer die luistert. niemand vraagt wat er te vertellen is. niemand vraagt naar het hoofd of het hart. niemand vraagt naar de last.
niemand zeggen. niemand zeggen.
en de tijd gaat mee. er worden nieuwe liedjes bedacht.

Niemand vroeg
En niemand zag
En niemand, niemand, niemand zei
En niemand voelde
Niemand, niemand, niemand hoorde
Niemand deed
En niemand, niemand, niemand
Vond 'm leuk
-text van jurk-

storm.

maar dan niet. over de stilte. daar is weinig over te zeggen. meestal met stilte.
ik luister niet naar jou. zoals op dinsdag. meestal in het breken van de week luister ik naar jou. 3 gehad 3 te gaan. maar vandaag niet. vandaag wil ik je niet horen. ik voel nog hoe je woorden weerklank vinden in mijn lijf. ik voel me alsof ik jou eruit moet kotsen.
ik vond het fijn, dat je op mijn verjaardag was, zelfs zonder dat het echt was. ik zou niet willen dat je het ooit echt maakt. maar dan zou ik ook mijn verjaardag moeten vieren. zal ik mijn haar, afknippen? ik ben hier nu toch. er is maar weinig storm en toch ben ik moe.

donderdag 3 november 2011

ge-weten

ik reed terug in mijn auto en zag de afdruk van waar rookontwikkeling was geweest. en toen had ik tranen. want ik vond het zo bijzonder dat je dat weet. dat je iets ziet en dat je dan weet wat er is geweest. dat de groeven in de modder de tractor vertellen. en ik koesterde mijn weten. weten hoe chocolademelk ruikt. of spruiten. weten hoe de weg loopt, omdat ik eerder heb bewandeld. weten omdat je hebt onthouden. en ik werd ook verdrietig. om wat ik niet heb onthouden. om hoe dat geen weten is geworden. hoe het denken en bedenken is gebleven. blijft. hoe dat blijft.
maar ik weet het niet. of dat het was. en of dat waar was. ik schrik niet als iemand heft. hand of stem. ik schrik niet. als je schrikt krijg je nog meer straf. daarom.

over zeggen

Ik stond op met hoofdpijn. Ik had de avond ervoor ehbo gehad en plastic baby’s en de geur van alcohol doen het niet goed bij mij. Ik sliep goed, maar te vast en werd wakker in niemandsland, met hoofdpijn. Ik besloot te gaan. Ik schoot mijn kleren aan. Spijkerbroek, slobbertrui. Die laatste bleek te warm en ik moest iets nieuws verzinnen. Dat werd geen makkelijke opgave. Na afronding beloonde ik mij met een jagermeister en vloog de deur uit.
Ik had last van mijn ogen. Ze deden zeer en iedere beweging deed me tollen. Ik rookte een sigaret, at een half koekje en rookte nog een sigaret. Ik deed een race tegen de klok, omdat ik altijd te laat vertrek, maar altijd op tijd aankom. Ik schreeuwde mee met Adele.
Hij had een praktische mededeling. Doet het ook niet goed bij mij. De praktische mededelingen van expeut maakte mij van woedend naar onverschillig en de huishoudelijke mededeling van J deed mijn wereld schudden. Het was dat hij weg ging. Deze viel mee. Een beetje geschuif.
Ik dacht dat ik twee verschillende mailtje had geschreven. Ze bleken dezelfde betreft inhoud. Ik had ze de avond van te voren nog gelezen omdat ik het wilde onthouden. Ik had jammerlijk gefaald, maar het was toch leuk geprobeerd. We spraken over de mails. Over het Thema Van De Maand; zorgen en beschermen. God wat ben ik blij als oktober vertrekt. Je kunt de vragen wel bedenken. De antwoorden ook want meestal zeg ik dat ik het niet weet. Heel origineel.
Het ging niet zo goed. Mijn hoofdpijn verergerde. Ik kreeg het warm. Koud. Warm. Koud. Poppe gaf continue commentaar. Dat ze wel klaar was met dit onderwerp. Of we het over iets anders konden hebben. Bij voorkeur iets leuks. Ze vond dat hij te lang bleef lullen en we het nou wel begrepen. Ik begreep steeds minder van wat hij zei, voornamelijk omdat ik het gewoon niet kon verstaan. Zinnen werden weg gemaakt. Woorden. Ik hoorde dat hij sprak en zag het maar kon van de brij geen woorden maken. Ik werd misselijk. Moest overgeven. Ik keek naar de tijd en zei haar; nog een kwartiertje, nog maar een kwartiertje. Ik zei ook; zeg het maar tegen hem. Ze deed het niet.
Hij maakte een voorbeeld. Met water en kindjes die verdrinken. Ik dacht dat ik het daar zou verliezen. Ik voelde me wegzakken en het waterkoud krijgen. Ik doe het ook niet zo goed op water. Het bleef stil. Hij bleef stil. Zeg wat, hoopte ik. Zeg wat. Hij zei wat. Met zijn woorden als ladder klom ik terug naar waar we waren.
Het einde kwam. Ik zei dingen die ik later wilde weghalen. Hij zei dat ik mocht voelen dat ik hem dood wilde schoppen. Ik glimlachte en zette een nagel in m’n hand. Fijn weekend en tot volgende week.
Nog voor ik bij de auto was flipte ik. Vloekend liep ik de straat uit. Ik knalde bijna tegen een koehond aan en glimlachte vriendelijk. Dat dan nog wel. In de auto zocht ik met trillende handen naar eminem en liet zijn geschreeuw over me heen komen. Ik reed weg. Ik reed te hard. Ik slipte twee keer door maar het deed me niets. Ik werd er bozer van. Ik reed gevaarlijk. Roekeloos en te hard. Ik keek steeds op de teller en hoopte dat we niet geflitst zouden worden. Eenmaal thuis liep ik met grote stappen naar de laptop en tikte woest een mailtje. Daarna nam ik een jagermeister, een sigaret en probeerde rustig te worden. Het lukte en toen voelde ik hoe moe ik was. Ik kreeg het koud en kroop onder de dekens.

Nieuw.

het was goed te vinden en fijn te rijden. ik kan daar parkeren maar het was wel een blauwe zone. ik mag er twee uur staan, dus dat is prima. ik kon het niet vinden en toen zag ik het ineens. er was niemand bij de balie. ik zag hem in de verte. het is niet zo’n grote praktijk. hij groette me. zei dat het lang geleden was. ik kon in zijn kamer gaan zitten. het was daar warm. maar fijne kamer. er hangen schilderijen en er staat een tafeltje. hij heeft fijne zachte stoelen. ik ging in zijn stoel zitten maar dat was ok.
hij vroeg hoe het was gegaan. hij wist nog waar ik werkte, dat ik een relatie had en dat ons thema destijds agressie was. hij was fijn. hij was direct en eerlijk. hij gaf me een persoonlijkheidsstoornis terug, omdat hij wel vond dat ik die had en zette me van dis terug naar dsnao.
het viel mij op dat hij niet eens zo groot is. dat zeg ik niet goed. ik zag hem bij aankomst en toen vond ik hem niet groot. toen ik wegging was ik gekrompen en was hij verworden tot boom. dat het lang geleden was, zei hij. ik deed zo normaal mogelijk.
wat er was gebeurd. ik vertelde. probeerde niet expeut af te vallen. zeist. ja, ook geweest. ik riep over wachtlijst maar vergat de reden van waarom niet zeist. ik vergat best veel te zeggen.
hij vroeg naar mijn klachten. ik heb hem een deel verteld. ik weet nooit alles in een keer te zeggen. hij vroeg naar verdeeldheid. ook gezegd hoe ik voel. hier begon ik te draaien. het was vreselijk moeilijk. hij vraagt direct en deinst niet terug als er geen antwoord komt. hij vroeg; wie maakt dan die boterham? (had ik gebruikt in voorbeeld) en ik zei niks. er kwam ook niks. ik wist niet wat ik moest zegen zei steeds; dat werkt zo niet bij mij, zie je wel dat ik geen dis heb. of mijn delen dat ook vinden vroeg hij. ik antwoordde dat we daar over het algemeen wel eensgezind in zijn. moest hij lachen. maar hij vroeg door; dus wie weet er meer over die boterham. ik weer; ik weet het niet. hij zei; nee, jou vroeg ik ook niet, maar wie wel?
toen legde hij uit dat dit belangrijk is. dat ik mijn ambivalentie onder ogen moest zien. dat ik wel wil en niet wil. dat ik daar kom en toch tegen hou. en dat hij de verantwoordelijkheid niet kan dragen voor iets wat hij niet kan doen. hij zei dat hij me niet kan en wil dwingen om te switchen.
we bespraken even over dat ik het zou kunen hebben verzonnen. hij herinnerde zich weer mijn standpunt en vroeg waarom ik niet eens in een scan ben gegaan. ik zei dat ik dat wel wilde op zich. dat ik ook wil weten of het wel klopt.
hij ging weer terug. naar binnen hoe dat zat. ik weet niet meer wat er gebeurde maar ik zat te vertellen en ik dacht dat het nog goed ging en op een gegeven moment zegt hij; met wie praat ik nu? dus ik zeg dat hij met mij praat. hij zegt, ja dat snap ik maar dit is niet lara meer die praat. hoe heet je?
nou. en toen verloor ik. ik kreeg kortsluiting. het voelde alsof iedereen bezit nam van het lijf en niemand erin zat. ik kan niet uitleggen wat er gebeurde, maar ik heb geprobeerd om te redden. het lukte niet. ik voelde me zo uit mijn lijf zakken. en toen zat ineens een kleintje daar. hand voor dr mond, grote ogen. ik voelde mijn schoenen te groot. en hij groette haar. vroeg of ze wist wie hij was. of ze wilde zeggen wie zij was. ze heeft niks gezegd. hij zei dat ze niks hoefde te zeggen. ze keek. naar de schilderijen. het tafeltje. ik voelde hoe opgesloten in het lijf. dat ze niet haar hoofd durfde te bewegen, alleen de ogen. hij vroeg of ze het kende en ze schudde nee. hij zei dat klopt, want je bent hier ook nooit geweest. kijk maar even rustig rond.
ik weet het vanaf daar niet meer goed. hij zei nog dingen maar ik wilde eigenlijk alleen maar weg. ik probeerde te doen alsof ik terug was, maar ik weet niet hoe, mar hij ziet het. dat ik er nog niet was. toen ik terug was pakte hij het gesprek weer op.
ik sta op de wachtlijst.