woensdag 8 januari 2014

caged.

Ik gaf peut een hand. Moest kijken naar mijn hand. Ik keek niet, maar peut hield aan. 

Laat me los.

Hij schreeuwde zo hard dat ik bang was dat peut het zou horen. Ik keek snel. 

Rat. Ik haat je.

Peut raakte mijn voet.

Ik schop je. Vuile rat. Ik haat je. Ik haat je. Ik haat je.


Peut praatte door. Hij gromde. Hij balde. Hij fluisterde. Ik wil dit niet tegen jou zeggen. Ik wil dit niet tegen jou zeggen. een deel werd boos omdat hij dat niet zo mocht zeggen. een ander deel werd verdrietig want ik vind hem lief. De kleintjes raakten in paniek. En toen draaide hij zich om. Een golf aan woede viel over ons heen. 

Stel je niet aan. Hou je mond. Stop met janken. Hou je mond. Ik haat hem. Zit niet zo te janken. 


Hij vuurde woest en woede rond en iedereen dook weg. Angst. Wachten. Tot het over is. Weg gaat.


Nee. Zei peut. Dit gaan we niet doen. Allemaal opletten. We zetten hem weg. Hij mag niet meer de boel terroriseren. Het is 2014. Hij mag met mij komen praten. Hij mag hier komen zitten, maar hij mag niet binnen de boel terroriseren. 


Bijna allemaal deden we de deur dicht. een paar niet. Het maakte niet echt uit. We waren er bijna allemaal. We deden iets samen met peut. En het lukte. Peut was de held. Omdat hij niet toestond dat we zo behandeld werden en omdat hij het weg maakte.


Ik ben weer terug, zei hij. Heb je het door?