vrijdag 29 juni 2012

uit het hoofd in mijn hoofd

nee. ik ben nog niet klaar.en eigenlijk schrijf je zoiets pas als je klaar bent. als je hebt gelezen, hebt overdacht en hebt terug gebladerd. je mijmert en bepraat, of bespreekt het boek.

ik niet. ik ben nog niet klaar. ik lees mijn boeken als kleine cadeautjes, bij voorkeur. net als een bad. je staat iedere dag onder de douche, maar een keer in de zoveel tijd neem je een bad. net als een croissantje. dat je iedere dag braaf 6 bammetjes maakt om mee te nemen naar je werk, maar jezelf eens in de zoveel tijd trakteert op een croissantje en een broodje gezond.

het gaat dus over een boek. het kwam woensdag. in een precies past bubbeltjes verpakking. van het soort dat je bewaard om er in een van je marktplaatspraktijken weer eens iets mee te doen. om op dat moment te vergeten dat je dat nog hebt. ik probeerde het dus voorzichtig open te maken maar in mijn ongeduld scheurde ik uiteindelijk toch de verpakking open.

soms. herbergen cadeautjes weer andere cadeautjes. je moet ze wel ontvangen. en dat deed ik. op de eerste bladzijde had de schrijver woorden voor mij achter gelaten. over herinneringen en over meemaken. dat sommige cadeautjes een beetje zeer doen maakt ze soms ook bijzonder. ik zocht in mijn herinneringen en vond kleine stukjes. maar waar spraken we over? konden we lachen? hoe was ik toen? en hoe was hij? ik wist het niet meer. deze schrijver bewaarde een stukje van mijn herinneringen.

deze schrijver bewaarde veel herinneringen, deed ik lezen. hij verpakte ze niet in mooie woorden of zinnen. hij schrijft bijna als het kind dat hij was. en hij doet zo wat alleen een boek zo kan. hij gaat in je hoofd zitten. hij wordt een stem in je hoofd. hij blijft bij je.

het boek doet dat je terug denkt. aan wat je nog weet en wat je vergeten bent. door tijd of andere zaken. het neemt je mee naar de jongen die hij was, maar ook naar het kind dat je zelf was. zo is het bijna als bladeren door een fotoalbum vol herinneringen waarin een ieder zichzelf vinden kan.

de jongen wordt een man en zover ben ik nog niet. want ik ben nog niet klaar. maar als. dan weer hier.


nieuwsgierig? hier is de schrijver; https://www.facebook.com/janwillemblaise.smit

zomaar-ochtend


Wakker. Ik loop naar de badkamer, pak mijn ochtendjas, een mesje, mijn tandenborstel en pasta. Ik ga naar de wc, klem het mesje tussen mijn lippen, haal het plakkaat wat er zit los en zet 3 strepen op mijn heup. Ik plak het weer dicht en loop naar de keuken. Ik ben misselijk en ik hoop dat dat komt van de galsmaak in mijn mond, en dat ik het kan oplossen met water en pasta. Het helpt niet helemaal, maar een beetje en alle beetjes helpen.



Ik ben een beetje in de war. Ik voel een paar koude naalden in mij prikken. In mijn nek en in mijn buik. En als ik kijk dan is het er niet. Ik durf niet goed te ademen, omdat ik denk dat ik iets inadem wat me suf en draaierig maakt. Zo ruikt het. Het is geurloos, maar niet helemaal. Het brandt een soort. In mijn neus en in mijn ogen. Ik ruik het overal en ook mijn koffie smaakt ernaar. Ik heb hele vreemde hoofdpijn, alsof ik op mijn kop heb gestaan en overeind gekomen ben. Mijn ogen doen zeer en mijn huid lijkt te klein voor mijn lijf. Alsof het te heet gewassen is. 



Nu is het donderdag. Een paar dagen later. Het is rustig. Want ik ben nog niet helemaal wakker. Ik voel me ochtend. Ik voel me langzaam wakker worden en alle daarbij behorende verschijnselen komen langzaam mijn wereld binnen. Ik was vanmorgen, toen ik om 9 wakker werd niet instant misselijk. Ik werd niet wakker gemaakt, door binnen- en/of buitendiensten. Ik had geen smerige galsmaak in mijn mond en niemand schold me uit voor kuthoer om vervolgens het hele repertoire af te gaan. Ik had niet direct een hekel aan mezelf en hoefde me niet bedwingen mijzelf aan gort te snijden.

zondag 24 juni 2012

in retrospect


Ik was te laat. Dat wist ik al toen ik opstond. We komen te laat. Eerder een beslissing dan een te kort komen van tijd. Als je niet wilt stilstaan en voelen is de stress van te laat zijn een uitstekende bliksemafleider.

Eenmaal binnen zie ik een nieuwe lamp en een nieuw schilderij. Ik vraag aan peut of hij een nieuwe lamp heeft. Hij verteld dat die lamp er al vanaf het begin staat. Oh. Ik vraag maar niks over het schilderij.

We praten over Rotterdam. Omdat ik daar vorige week woonde, ongeveer 8 jaar geleden. Peut vraagt hoe Rotterdam was. Steentjes. Dat is het. Steentjes. En dat ze in haar laars kwamen. Natuurlijk. Compleet autistisch pakt ze van alles wat ze heeft gezien de steentjes eruit. Ik had het kunnen weten. Peut stelt vragen aan mij en aan haar. Weer aan mij, en dan weer aan haar. Ik raak in de war. In deze chaos blijkt de jas van peut zeer belangrijk. Daar moeten vragen over gesteld.

We praten verder over beleving en hoe dat niet gebaseerd is op echte gevoelswaarnemingen. Of ik denk dat het werkt, vraagt peut. Ik weet het echt niet. De link met het lijf is te groot. Kan ik theoretisch mee, staak ik bij ik en mijn lijf. Ik heb alles en niets. Ik vind het afschuwelijk en ik vind het mooi. Ik vind het te mager en ik vind het te dik. Ik wil het aan gort snijden en ik wil het behouden. Ik heb borsten en ik heb ze niet. Het doet me pijn of ik voel het niet. En alles daar tussen in. Ik wil het niet over mijn lijf hebben.

Durven jullie het aan om te stoppen met herhalen? Vraagt peut. En zo niet, waar zijn jullie bang voor?

Het is een grote vraag. Bang dat we het niet kunnen. Bang omdat niet weten wat er voor in de plaats komt. Bang omdat we moeten opgeven. Bang om te willen. Bang om te vallen. Bang voor de zeer. Bang om te voelen. Bang om te laten voelen. Overleven, overwerken, doorwerken, verwerken. Het is een werkwoord. Doen. 
Terwijl ik probeer zo klein mogelijk te leven. Niemand die me ziet. Ik creëer waar ik het meest bang voor ben.

Je kunt niet stoppen met. Dat werkt nooit. Je moet veranderen. Andere manieren zoeken. Ombuigen. Andersdenken. Ik ben goed in andersdenken. Bij de ander. Ik klem bij mij. En ik hoorde Brene Brown. Zij zegt;

Vulnerability is the birthplace of innovation, creativity and change.

Kwetsbaarheid. Wat als ik mij niet zo censureer? Monitor. Ik hekel alles wat ik doe. Zeg. Ik ben daar niet altijd mee bezig. Met hoe ik oplos in niets. Hoe ik van geen waarde ben. Hoe stom ik ben. Hoe niets ik ben. Als. Dan zou ik niet kunnen bestaan. Hoe contradictoir.

Ik zoek naar een antwoord. Want ik weet het niet. Ik zoek naar woorden om te omschrijven en ik ben bang en weet dat ik het antwoord (nog) niet heb. Misschien ben ik bang voor wat groot is zolang ik er niet naar kijk.

zaterdag 23 juni 2012

elf zegt.

ik ben de helft van de wedstrijd en dan komt het goed. 

weerzien.

als we je zien dan zijn we er weer.

Ik droom weer over die wc. Die eeuwige wc vol met stront die ik maar niet schoon krijg. Ik poets me een ongeluk, omdat het de enige manier is om te zorgen dat ook mijn mond schoon word. Het helpt niet. ik word nooit schoon.


I don't like walking around this old and empty house
So hold my hand, I'll walk with you my dear
The stairs creak as I sleep, it's keeping me awake
It's the house telling you to close your eyes

Some days I can't even trust myself
It's killing me to see you this way

Cause though the truth may vary
This ship will carry our bodies safe to shore

-of monsters abd man, little talks-



Ik slaap heel slecht. Lig lang wakker. Ben moe en zodra ik mijn ogen dicht doe wordt ik bang. In de eerste weken hier werd ik nog redelijk georiënteerd wakker, nu niet meer. Als ik ergens anders ben word ik altijd wakker wetende waar ik ben, thuis nooit. Ik heb vreemde dromen. Laatst droomde ik dat ik een penis had. Vreemd genoeg klopte dat ook echt. Ik was superblij met mijn penis. Alsof ik hem nieuw gekregen had.


Soms zeggen ze dingen. Ik zet er vraagtekens bij, hoe ik ook probeer dat niet te doen. Het gaat vaak ook weer weg. Maar soms wordt ineens het plaatje van de puzzel duidelijker. Soms niet helemaal helder, maar wel dat je iets kunt zien. Ik kan het niet goed uitleggen. Het is alsof ik dan in een twister zit en ineens begrijp wat er gebeurd. Het kan zomaar zijn dan de wind gaat liggen en alle brokstukken de aarde raken zonder betekening of samenhang. Terwijl ze even daarvoor, in de twister, nog samenhang hadden.

donderdag 7 juni 2012

report



Te vroeg ging ik weg. Fijn. 10 minuten voor tijd kwam ik aan. Ook fijn. Ik probeerde te parkeren en dat lukte niet. Niet zoals ik dat normaal kan. De meneer die de fiets maakte moest lachen. Ik lachte een beetje terug. Ik zag peut. Ik denk hij rookt teveel.
In de badkamer. Eerder. Hoorde ik 100 dingen voorbij komen die besproken moesten. Is al beter. In ieder geval op dezelfde dag. En voor de sessie. Maar nu. Wist ik niets meer. Natuurlijk.Weinig verrassend. Peut vroeg waarom ik niet benoemde dat ik bij de gyn was geweest en dat dat niet leuk was. Ik wist het niet. Ik weet niet hoe ik dat soort dingen moet bespreken zonder er een vreemde parodie op te maken. 

Peut zei; als het gegaan is zoals jij zegt dat het gegaan is. Het echode in mijn hoofd.

Maar het is zo gegaan.

Terwijl peut probeert me duidelijk te maken hoe ik in de situatie herhaal van vroeger en dat laat gebeuren en daarmee in de steek laat. Ik snap het. Het duizelt me niet zoals weken terug. Dat ik wilde begrijpen maar niet deed. Er lijkt een vertaler in mijn hoofd te zitten. Alsof ik luister naar peut met ondertiteling.

En ik begrijp dat ik ervoor kies om niet te voelen. Om de kleintjes er voor op te laten draaien. En als ik zeg dat ik dat niet wil willen dan is dat zo. Dat is wat nu het meest klopt. Ik zou graag willen dat ik dat kon veranderen. Want ik wil niet zo zijn. Maar ik voel er niks bij. Als ik denk aan dat ergens in mijn een klein meisje zit die is geschrokken en pijn heeft gehad bij de gyn dan haal ik mijn schouders op. Het spijt me. En ergens ook voor mij. Het is vast heel erg dat ik dat zo doe maar ik voel het niet. Ik heb de makkelijkste weg. Als het te moeilijk wordt neemt een ander over. Het zal mij een rotzorg zijn wie en wat dat vanbinnen doet. Ik zou willen dat het mijn zorg is. Ik zou willen dat ik niet zo achteloos met situaties omga.

Een week later word ik soms nog overvallen. Ineens doet het weer zeer. Ineens ben ik verdrietig of bang en ik weet te vaak niet welk jaar het is of wat ik moet doen. Dat is de prijs die ik betaal. Eerlijk? Ik vind het een schijntje. Mijn winst is te groot.

Mijn verlies is een ander verhaal. 

Ik heb wel eens gevoeld hoe monsterlijk mijn gedrag is. Ik ben wel eens verdrietig geweest omdat ik zo slecht voor de mijnen zorg. Nu voel ik dat niet. Misschien goed ook. Het zorgt er namelijk altijd voor dat ik in de slachtofferrol kruip en mij zo zielig vind om hoe ik geworden ben. En in die positie kun je niet veranderen.

Dan vraagt peut ineens naar Boos. Stelletje agressivo’s. Het klinkt als een drankje. Of zij willen dat het zo geregeld blijft. Dat zij nodig zijn om het anders te gaan doen. Hij vraagt of het prettig was om twee vingers onverwacht in mijn vagina te krijgen.

Ik heb geen vagina.

Rat. Je gebruikt wat we je zelf hebben verteld. Je bent niet te vertrouwen.

Ik maak je dood.

Peut tikt met zijn ring tegen de stoelrand. Het is stil. In de kamer. In mijn hoofd niet. Is het druk. Ik denk dat ik uiteen plof van Boos. Na stilte vraagt zij.

Waar is die klok die tikt? Peut antwoord dat er geen klok is die tikt. Ik weet dat het klopt. Ik heb daar nog nooit een klok gehoord die tikt. Maar nu hoor ik hem ook. Zij is overtuigd van de klok die tikt. Denkt dat we in Rotterdam zitten en dat het 2004 is. Nog bij mijn ex. Ja. In de gestoordheid van toen. Zo voelt ze ook. Gestoord. Stukjes pak ik mee. Ik woon in haar hoofd. Er tikt een klok. Peut legt de huidige situatie uit. 2012. Ze heeft laarzen aangedaan. Ik heb gympies aan. Op de Iphone ziet ze dat de sessie opgenomen wordt. Ik voel hoe ze schrikt van de gympies en van het opnemen. Ze voelt wanhopig. Als iemand die vast zit. Peut vraagt of iemand kan komen helpen. Als in een bizarre film verteld iemand dat het ok is. Ze zegt dat peut ok is en dat haar mesjes in de tas zitten. Ze laat het zien, waar precies. 

Peut tikt met zijn ring.

Het tikken van de klok is gestopt en omdat ik niet weet wat ik moet voelen bij zojuist doe ik dwars en moeilijk. Weet niet wil niet gaat niet lukt niet. Ik ben geschrokken van haar. Van haar vast zitten. Van de paniek die ik voelde. Ik ben onder de indruk. Binnen ben ik er heel erg stil van.






dinsdag 5 juni 2012

shut.


Ze kwam me halen. Slap handje. Geen fijn gevoel. Terwijl ik de deur nog dicht deed vroeg ze allemaal dingen. In sneltreinvaart. Ik dorste niet fatsoenlijk te gaan zitten of mijn tas ergens anders neer te zetten dan op mijn schoot. Er was immers haast en mijn papieren zaten in mijn tas. Binnen een minuut stond ze op en liep naar de behandelkamer. Ik hobbelde er maar achteraan. Met een handgebaar toonde ze de omkleedruimte. Het gordijn kon niet dicht. Terwijl ik me uitkleedde begon ze met me te praten. Ik moest gaan liggen. Ze irriteerde zich dat ik het niet gelijk goed deed hoewel ik ook niets fout deed en hooguit onwennig was. Vanuit mijn ooghoek zag ik het apparaat waarmee de inwendige echo werd gemaakt. Hij was groter dan ik had verwacht. Ik wachtte op het seintje dat ze zou gaan beginnen. Ik wachtte op iets van communicatie. Het bleef uit. Ze propte zonder pardon dat ding naar binnen en roerde alsof het hutspot was. Het deed zeer aan een kant en daar maakte ze ook foto's van. Ze zei dat alles in orde was. Pakte eendenbek en douwde die naar binnen. Koud. Onaangekondigd. Ik schakelde uit. Ze schraapte wat en zei binnensmonds iets. Ik kon het niet verstaan. De eendenbek ging eruit en ik dacht dat ze klaar was. Ik deed mijn jurkje een beetje over me heen, zodat ik niet zo bloot lach. Ze nam de tijd om de boel op te ruimen en ik lag daar maar. Toen kwam ze weer bij de stoel. Geïrriteerd sloeg ze mijn jurkje weer ophoog en stopte ineens twee vingers naar binnen. Ik was nergens meer. Volgende moment stond ze weer bij het keukentje, iets in te vullen en in een zakje te doen. Ze had haar handschoenen uit. Ik lag daar nog. Wilde van de stoel af, dus dat probeerde ik. 


Fout. Hevig zwaaiend en nee roepend kwam ze naar me toe. Het mocht niet. Ze moest de stoel nog laten zakken. Dat deed ze, maar hij bleef veel te hoog voor mijn staan. Ik begreep niet hoe ik er op was gekomen. Ik maakte een ongemakkelijk sprongetje en was even blij dat ik zo’n onattente arts had getroffen. Ze zou het in ieder geval niet doorhebben.


Terwijl ik mij aankleedde gonsde en suisde het in mijn hoofd. Ik hoorde slecht, had het gevoel alsof ik naast de speakers had gestaan tijdens een festival. Mijn kleintjes waren compleet overstuur. Ze waren zo bang geweest dat ze zou gaan toucheren en ik had ze gezegd dat dat waarschijnlijk niet nodig was maar indien wel dat ze dat eerst zou zeggen. Ze vroegen steeds maar of ze zo vies waren dat de dokter daarom zo deed. Ik kon ze niet bereiken. Nadat ik was aangekleed vroeg ik de arts of ze me nog ergens voor nodig had. Kreeg de spullen in mijn hand geduwd en werd zo de gang op gebonjourd. Ik wilde weg, maar de baliemedewerkster riep me terug. Ik moest het weefsel en de papieren nog inleveren. Moet over 2 weken bellen voor uitslag. Ik wist niet hoe snel ik weg moest komen. Terwijl ik de gang op liep zag ik de uitgang.


Ik rookte. Ik reed naar huis. Ik weet het niet meer. Ik zette de wekker en sliep. De ochtend weg.