donderdag 3 november 2011

Nieuw.

het was goed te vinden en fijn te rijden. ik kan daar parkeren maar het was wel een blauwe zone. ik mag er twee uur staan, dus dat is prima. ik kon het niet vinden en toen zag ik het ineens. er was niemand bij de balie. ik zag hem in de verte. het is niet zo’n grote praktijk. hij groette me. zei dat het lang geleden was. ik kon in zijn kamer gaan zitten. het was daar warm. maar fijne kamer. er hangen schilderijen en er staat een tafeltje. hij heeft fijne zachte stoelen. ik ging in zijn stoel zitten maar dat was ok.
hij vroeg hoe het was gegaan. hij wist nog waar ik werkte, dat ik een relatie had en dat ons thema destijds agressie was. hij was fijn. hij was direct en eerlijk. hij gaf me een persoonlijkheidsstoornis terug, omdat hij wel vond dat ik die had en zette me van dis terug naar dsnao.
het viel mij op dat hij niet eens zo groot is. dat zeg ik niet goed. ik zag hem bij aankomst en toen vond ik hem niet groot. toen ik wegging was ik gekrompen en was hij verworden tot boom. dat het lang geleden was, zei hij. ik deed zo normaal mogelijk.
wat er was gebeurd. ik vertelde. probeerde niet expeut af te vallen. zeist. ja, ook geweest. ik riep over wachtlijst maar vergat de reden van waarom niet zeist. ik vergat best veel te zeggen.
hij vroeg naar mijn klachten. ik heb hem een deel verteld. ik weet nooit alles in een keer te zeggen. hij vroeg naar verdeeldheid. ook gezegd hoe ik voel. hier begon ik te draaien. het was vreselijk moeilijk. hij vraagt direct en deinst niet terug als er geen antwoord komt. hij vroeg; wie maakt dan die boterham? (had ik gebruikt in voorbeeld) en ik zei niks. er kwam ook niks. ik wist niet wat ik moest zegen zei steeds; dat werkt zo niet bij mij, zie je wel dat ik geen dis heb. of mijn delen dat ook vinden vroeg hij. ik antwoordde dat we daar over het algemeen wel eensgezind in zijn. moest hij lachen. maar hij vroeg door; dus wie weet er meer over die boterham. ik weer; ik weet het niet. hij zei; nee, jou vroeg ik ook niet, maar wie wel?
toen legde hij uit dat dit belangrijk is. dat ik mijn ambivalentie onder ogen moest zien. dat ik wel wil en niet wil. dat ik daar kom en toch tegen hou. en dat hij de verantwoordelijkheid niet kan dragen voor iets wat hij niet kan doen. hij zei dat hij me niet kan en wil dwingen om te switchen.
we bespraken even over dat ik het zou kunen hebben verzonnen. hij herinnerde zich weer mijn standpunt en vroeg waarom ik niet eens in een scan ben gegaan. ik zei dat ik dat wel wilde op zich. dat ik ook wil weten of het wel klopt.
hij ging weer terug. naar binnen hoe dat zat. ik weet niet meer wat er gebeurde maar ik zat te vertellen en ik dacht dat het nog goed ging en op een gegeven moment zegt hij; met wie praat ik nu? dus ik zeg dat hij met mij praat. hij zegt, ja dat snap ik maar dit is niet lara meer die praat. hoe heet je?
nou. en toen verloor ik. ik kreeg kortsluiting. het voelde alsof iedereen bezit nam van het lijf en niemand erin zat. ik kan niet uitleggen wat er gebeurde, maar ik heb geprobeerd om te redden. het lukte niet. ik voelde me zo uit mijn lijf zakken. en toen zat ineens een kleintje daar. hand voor dr mond, grote ogen. ik voelde mijn schoenen te groot. en hij groette haar. vroeg of ze wist wie hij was. of ze wilde zeggen wie zij was. ze heeft niks gezegd. hij zei dat ze niks hoefde te zeggen. ze keek. naar de schilderijen. het tafeltje. ik voelde hoe opgesloten in het lijf. dat ze niet haar hoofd durfde te bewegen, alleen de ogen. hij vroeg of ze het kende en ze schudde nee. hij zei dat klopt, want je bent hier ook nooit geweest. kijk maar even rustig rond.
ik weet het vanaf daar niet meer goed. hij zei nog dingen maar ik wilde eigenlijk alleen maar weg. ik probeerde te doen alsof ik terug was, maar ik weet niet hoe, mar hij ziet het. dat ik er nog niet was. toen ik terug was pakte hij het gesprek weer op.
ik sta op de wachtlijst.

1 opmerking:

  1. ben blij voor je, lara, dat je weer een peut hebt, waar je wel naartoe wilt gaan.

    BeantwoordenVerwijderen